terug naar de startpagina
Labyrinthvissenpagina

. ...Colisa labiosa (kweekpr.)
..Colisa lalia
(kweekpr. rood )
.Colisa lalia
(natuurl. vorm )
Colisa lalia (kweekpr. blauw).
Colisa sota
(C. chuna).

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46
...........................................................................

Het thema op deze en de volgende drie (Tip: gebruik de cijfertjes boven) pagina's is Labyrintvissen. Zij danken hun naam aan een klein orgaantje, achter de kieuwdeksels gelegen, dat hen in staat stelt atmosferische lucht daarin op te slaan en die tegebruiken als een soort toevoeging aan hun ademhaling.Dat weer maakt het mogelijk in biotopen te leven die zonder zo'n accessoire (bijkomende) ademhaling betrekkelijk ontoegankelijk zouden zijn. Bepaalde soorten die praktisch recht onder de evenaar wonen komt dat goed van pas in het zeer warme, dus zuurstofarme milieu aldaar. Het is een misvatting te veronderstellen dat de labyrintvissen allemaal daar leven.Met name de Afrikaanse soorten worden vaak in zwartwater-riviertjes met redelijke stroming gevonden
Ze zijn ingedeeld in vier families:
1. de ANABANTIDEA
, met de soorten Anabas en Ctenopoma.
Hiervan heeft alleen de tot Afrika beperkte groep Ctenopoma aquaristisch betekenis

2. de BELONTIIDAE
die weer onderverdeeld zijn in de onderfamilies
........................a. Belontiinae met het geslacht Belontia,
>>>>>>>>>>>>b. de Macropodinae
met de geslachten Betta, ...........................Macropodus, Malpulutta, Parosphromenus, ...........................Pseudosphromenus en Trichopsis.

c. de Trichogasterinae met de geslachten Colisa, ...........................Ctenops, Parasphaerichthys, Sphaerichthys en ...........................Trichogaster. Uit deze groep komen de meeste populaire aquariumvissen 3. de HELOSTMATDAE met Helostoma. Uit deze groep stamt de destijds razend populaire zoenvis en dan wel de blanke vorm.
4. de OSPHRONEMIDAE met het geslacht Osphromenus, dat voor de aquaristiek nauwelijks betekenis heeft.

De verspreiding
van de labyrintvissen blijft volgens de huidige stand van de wetenschap beperkt tot Oost- en Zuidoost-Azië en Westelijk en Zuidelijk Afrika. Het merendeel van de geslachten leven in het Oost- en Zuidoostaziatische gebied. De vindgebieden liggen tussen, ruwweg geschat, 18 gr NBr en 20 gr ZBr. In Afrika zelfs nog wel lager. Dat houdt in de klimatologische omstandigheden in het verspreidingsgebied sterk wisselen. Bepaalde soorten verlangen dus een contstante vrij hoge temperatuur, terwijl andere in hun natuurlijke biotopen een lagere en vooral sterk fluctuerende temperatuur gewend zijn.
In Afrika treffen we soorten uit de gelachten Ctenopoma, Oshimia en Sandelia, waarvan de laatste twee voor de aquaristiek nauwelijks betekenis hebben.

Zie ook de pagina's 38, 39 en 40