terug naar de startpagina
Facultatieve slakkenhuisbewoners

Neolamprologus brevis met streept.
Neolamprilogus boulengeri

Neolamprologus"Magarae"
Neolamprilogus hecqui
Neolamprologus brevis

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46
............................................................................................................................

Bij een bepaalde groep van deze slakkenhuisbewoners heeft zich onder invloed van de kleine behuizing het aantal van hun ruggewervels gereduceerd. Dat heeft tot gevolg dat ze een wat kortere vorm hebben , wat het leven in een slakkenhuis waarschijnlijk wat comfortabeler maakt. Daarvan is Neolamprologus brevis (BOULENGER, 1889) de bekendste (brevis = kort). Van deze soort bestaan een aantal varianten gebonden aan de vindplaats. De boven afgebeelde variant met een fraaie streeptekening en de vorm "Magarae" die gekenmerkt wordt door de liervormige staart en een helder-gele vlek boven en achter het oog. Bijzonderheid bij deze vormen is dat over het algemeen het vrouwtje zowel als het mannetje in een en het zelfde slakkenhuis wonen. Het vrouwtje, helemaal obvereenkomstig haar formaat van ca. 4 cm onderin en de man vormt met zijn ongeveer 1 cm grotere formaat a.h.w. de sluitpost. In het aquarium is goed te zien hoe een vrouwtje zich steeds in de onmiddellijke nabijheid van het slakkenhuis ophoudt, terwijl het mannetje zich wat grotere uitstapjes veroorlooft. Bij gevaar is zij dus de eerste die wegduikt, gevolgd door het mannetje dat van verder weg moet komen.

Een tweede groep bestaat uit Neolamprologus boulengeri, Neolamprologus hecqui en Neolamprologus meelii (afbeelding ontbreekt) Ook zij zijn voor de voortplanting op slakkenhuizen aangewezen. De jongen blijven langere tijd in het slakkenhuis. De drie soorten lijken zeer sterk op elkaar. N. boulegeri en N. heckui hebben beide twee lengte rijen van 9 donkere vlekken die ten opzicht van elkaar iets verschoven zijn. N. hecqui onderscheidt zich van de andere twee door de duidelijk warm-oranje kleur in zowel rug- als aarsvin. Moeilijker wordt het N. hecqui en N. meelii van elkaar te ondersheiden; vooral als men slechts een soort verzorgt. De tekening van N. meelii bestaat uit slechts een rij van 9 laterale vlekken. Bij alle drie de soorten hebben man en vrouw dezelfde tekening, die bij de mannetjes misschien iets sprekender is. Het enige geslachtsonderscheid bestaat uit een duidelijk verschil in formaat. De mannetjes worden wel twee maal zo groot als het vrouwtje dat met ca 4 cm volgroeid is. Bij gevaar duiken de vrouwtjes het slakkenhuis in terwijl de mannetjes die absoluut niet in het slakkenhuis passen, elders in holen of rotsspleten een veilig heenkomen vinden.